De internationale projecten van ADO Icarus

Zweden, Spanje, Bulgarije, Italië en Ierland. Het is maar een greep uit de landen waar ADO Icarus partnerorganisaties heeft. Al bijna twintig jaar lang werkt onze organisatie aan Europese projecten, samen met andere vzw’s in de gehandicaptenzorg. De bezieler van dit alles, onze oud-directeur Jaak Geurts (69) is nog maar net terug uit Valencia, voor een zoveelste internationaal project.
Jaak, welkom terug in België. Vertel eens wat je in Valencia bent gaan doen?

Jaak Geurts (Project manager ADO Icarus): “We hebben in Valencia een opleiding van één week georganiseerd, in het kader van een project dat ‘User-driven Social Enterprises’ als titel draagt. Aan dat project nemen gebruikers uit Turkije, Bulgarije, Engeland en België deel. De trainingen worden ingericht door ADO Icarus samen met een Spaanse en een Poolse universiteit. Aan iedere training nemen zo’n 25 à 30 personen deel, allemaal mensen met een zware fysieke beperking en hun assistenten. Eind vorig jaar was de hele groep ook al in Hasselt, voor een eerste deel van de opleiding. En eind september wordt de groep verwacht in Lodz, een stad in Polen, voor de laatste training. Tijdens de drie opleidingsweken willen we deze mensen met een beperking leren hoe ze hun eigen leven en ondersteuning in handen kunnen nemen. Maar we leren ze ook hoe ze mee verantwoordelijkheid kunnen nemen in dienstverlenende organisaties. Op de training in Valencia waren drie gebruikers van ADO Icarus en hun assistenten aanwezig.”
Je houdt je al vele jaren met Europese projecten bezig. Hoe ben je daarmee gestart?
“In 1992 werd ik gevraagd door mijn toenmalige werkgever VFG (Vlaamse Federatie van Gehandicapten, n.v.d.r.) om in Bulgarije een seminarie te gaan geven over het gehandicaptenbeleid in België. Na de conferentie besloten we om samen te gaan werken met enkele voorzieningen in de gehandicaptensector in Bulgarije. We zijn daar gestart zonder personeel, zonder gebouwen en zonder financiële middelen en bouwden er een organisatie uit met meer dan twintig diensten en een driehonderdtal personeelsleden. Langzaamaan is ook het aantal landen waarmee we samenwerkten uitgebreid tot wat het vandaag is. Toen ik in 1997 algemeen directeur werd bij ADO Icarus, heb ik die Europees samenwerkingsprojecten gewoon meegenomen naar mijn nieuwe organisatie.”
Op welke verwezenlijkingen ben je het meest trots?


“Goh, we hebben in die twintig jaren zoveel gerealiseerd. Wat me altijd bijblijft is een project in Bulgarije en Roemenië, waar we voor het eerst diensten voor vroegbegeleiding hebben opgezet. Die diensten zijn bedoeld om baby’s met een handicap goed te screenen en te ondersteunen in hun gewone thuisomgeving. Je moet weten dat het in die landen nog steeds de gewoonte is om baby’s met een handicap gewoon van hun ouders af te pakken en in een instelling te plaatsen, zonder dat de ouders veel inspraak hebben. Zo komen kinderen met een handicap voor de rest van hun leven in (vaak afgelegen) instellingen terecht. Dat vinden wij niet kunnen. Ons model van diensten voor vroegbegeleiding wordt momenteel gelukkig door alsmaar meer steden in Bulgarije en Roemenië gekopieerd. Nog in Bulgarije, in Burgas aan de Zwarte Zee, zijn we met een PAB-project gestart. Het PAB (Persoonlijk Assistentiebudget, n.v.d.r.) is hier bij ons heel gekend en ingeburgerd, maar daar bestond het niet. Dank zij ons project kunnen er op dit moment in Bulgarije zeventien mensen gebruik maken van een PAB. Hopelijk wordt ook dit model opgepikt en op grotere schaal gekopieerd.
Het is natuurlijk belangrijk dat de projecten ook kunnen doorlopen nadat de Europese middelen opgebruikt zijn. Dat wil zeggen dat de plaatselijke of nationale overheid de subsidiering voor z’n rekening moet nemen. We zien dat dat meer en meer gebeurt.”
Heb je nog grote dromen of ambities met je Europese projecten?
“Ik ben natuurlijk niet meer van de jongsten en ik hoop vooral dat mijn werk wordt verdergezet door anderen. Het zou spijtig zijn als ons netwerk zou ophouden met bestaan. Wij zijn immers één van de weinige voorzieningen in België die oog hebben voor internationale samenwerking. Dit wil niet zeggen dat ik er nu al mee wil stoppen. Ik doe dat werk nog heel graag en ik heb nog veel plannen en ambities. En de noden, vooral in Oost-Europa, zijn nog zo groot. We zien dus wel waar het schip strandt. You never know.”